Thursday, October 19, 2006

Picarones op stroop

Het was half april, herfst in Lima. De zon stond nog hoog aan de diepblauwe hemel, maar de zilte lucht die werd aangevoerd uit de Stille Oceaan voelde al killer aan.
In het park van Miraflores slenterden stelletjes gearmd langs de perkjes met Afrikaantjes en andere zomerbloemen die er nog volop bloeiden. De oude man met zijn sombrero, vergezeld door een klein aapje in een wit jurkje, stond op zijn vaste plek bij de ingang. Voor één sol pakte het aapje uit een houten la een papiertje waarop een voorspelling stond geschreven; een geel papiertje voor caballeros en een blauw voor señoritas. De kleine, gerimpelde man met zijn rieten sombrero leek een relikwie uit vervlogen tijden.
Langs de wandelpaden stonden kleine kraampjes met glazen vitrines waarachter etenswaar lag uitgestald; turrones, een soort noga, arroz con leche en picarones, gefrituurde plakjes zoete aardappel. Traditionele lekkernijen die naar vroeger smaakten.

Tussen het zondagse publiek door liepen de schoenenpoetsers die naar je schoeisel wezen alsof er poep aan kleefde. Op hun houten kistjes kon je voor twee sol je schoenen laten poetsen terwijl je rustig je krantje las. Voor een habbekrats voelde je je even een vorst.
Vanuit het koffiehuis op de hoek observeerde ik de bedrijvigheid in het park. Boven de deuropening van het etablissement hing een lichtreclame die loom rondjes draaide. 'Lima-Perú' stond er op één kant van de koffiekleurige reclamebak, en op de andere kant 'Café Z'. Urenlang kon ik vanachter een cappuccino of een espresso naar het leven buiten op straat kijken en fantaseren over de levens van de mensen die passeerden.
Terwijl ik juist een slokje van mijn cappuccino nam, waarbij de slagroom een witte snor op mijn bovenlip achterliet, kwam er ongenodigd een man naast me zitten. Het was een kleine, maar stevige, in het wit geklede kerel met een pokdalig gezicht en een stoppelige baard. Twee waterige ogen keken me even aan terwijl ik de man vluchtig van opzij opnam, ondertussen de room van mijn bovenlip vegend. Zijn gezicht kwam me bekend voor, maar ik kon het zo gauw niet plaatsen.
"Neemt u mij niet kwalijk meneer," zei de man op monotone wijze, "dat ik aan uw tafeltje plaatsneem, maar alle andere tafels zijn al bezet."
Terwijl ik een gebaar maakte van 'maakt niets uit', keek ik terloops even het koffiehuis rond om te constateren dat inderdaad alle tafeltjes bezet waren.
Hij zwaaide naar de serveerster, een meisje van een jaar of zestien met glanzende, gitzwarte haren tot op haar schouders en een paar appelronde borsten onder een strak T-shirt waarop het logo van het etablissement prijkte.
"Eén koffie graag."
Het meisje noteerde de bestelling en liep richting de bar, door mij en mijn tafelgenoot nagekeken.
"Weet u," zei de man terwijl hij naar de serveerster knikte, "mijn dochter zou ongeveer haar leeftijd hebben gehad."
Ik mompelde iets onverstaanbaars en keek de man bewust niet aan, bang dat er een treurig verhaal vol zelfbeklag zou volgen. Mijn ongenode gast liet zich echter niet ontmoedigen door mijn geveinsde gebrek aan belangstelling.
"Hoe lang is het nu geleden? Vijf jaar op de kop af. Vijf jaar meneer."
Ik knikte zwijgend in de hoop dat de bui zou overdrijven, maar het was tevergeefs.
"Elk jaar op deze datum bezoek ik even haar laatste rustplaats en drink daarna een kopje koffie in dit etablissement. Rituelen houden de mens op de been die niets anders meer heeft om voor te leven."
Na deze persoonlijke ontboezeming zweeg de man een poosje, en ik bemerkte bij mijzelf een zekere onrust, geprikkeld om de rest van het verhaal te horen. Ik hoefde echter niet aan te dringen, want het bleek slechts een rustpauze te zijn waarna hij zijn verhaal vervolgde.
"Ik ben van eenvoudige afkomst moet u weten. Mijn familie komt uit het noorden van Peru. Mijn vader was een eenvoudige visser. In zijn houten bootje vistte hij op tonijn, kabeljauw, makreel en tong. Die verkocht hij voor een schijntje op de visafslag. Kwestie van marktwerking, begrijpt u. Maar ja, wat moest hij anders? Om rond te komen moesten wij al op jonge leeftijd meehelpen de kost te verdienen. Ik hielp mijn vader bij de visvangst, maar besloot na zijn dood dat mijn toekomst aan wal lag, niet op zee."
De serveerster bracht de man zijn koffie en hij nam even de tijd om suiker en melk in zijn kopje te gooien en roerde bedachtzaam zijn lepeltje in de rondte. Met een afgemeten gebaar haalde hij het lepeltje er weer uit, tikte er even mee tegen de rand van het kopje en legde het vervolgens op het schoteltje neer.
"Nadat mijn ouders zijn gestorven ben ik naar Lima verhuisd. Iedereen sprak over Lima alsof het een paradijs was waar het geld voor het oprapen lag. Maar dat viel bitter tegen. Toch zag ik kans om werk te vinden in de haven, bij de visafslag van Callao. Daar kwamen de grote vissersboten binnen met vis in alle soorten en maten, soorten die ik nooit eerder gezien had, die wij dan in kratten met ijs op de vrachtwagens moesten laden. Geen fijn werk, verzeker ik u."
Ik keek even naar de grove handen van de man die een arbeidszaam leven verraadden.
"We werkten letterlijk dag en nacht. Soms bleef ik tussen de lege kratten slapen, omdat het niet de moeite was om voor een paar uur naar huis te gaan. Mijn grote droom was echter om op een dag voor mezelf te beginnen, zodat mijn kinderen later de kost niet zouden hoeven verdienen op dezelfde manier als ik. Na een aantal jaren werkte ik mijzelf op tot voorman en van mijn spaargeld huurde ik een bestelauto, waarmee ik verse vis bij alle restaurants van Lima bezorgde. Door me een slag in de rondte te werken en tegen scherpe prijzen te verkopen, wist ik een klein fortuin te verdienen en kon ik op den duur mijn eigen vrachtwagen kopen. Jaren later opende ik mijn eigen visverwerkingsfabriek en bouwde een imperium op dat naam en faam kreeg in heel Peru. Ik was de viskoning van Lima!"
Mijn tafelgenoot nam voorzichtig een slok koffie na eerst in het kopje te hebben geblazen. Intussen keek ik weer even van opzij naar de man die in de verste verte niet op een viskoning leek, en meer weg had van een dakloze pauper.
Alsof hij mijn gedachten had geraden sprak hij: "U zult wel denken, die arme sloeber zit hier een sterk verhaal op te hangen, maar ik kan u verzekeren dat ik in die tijd een van de meest welvarende ondernemers van Lima was. Ook privé ging het me voor de wind. Ik trouwde met een mooie vrouw uit de gegoede klasse en liet een groot huis met zwembad bouwen in de mooiste wijk van de stad. We kregen twee kinderen, een flinke zoon en een wolk van een dochter die aan niets ontbrak. Geen van beiden hoefde ooit een vinger uit te steken, ze kregen alles wat hun hartje begeerde."
Een moment lang keek hij zwijgend voor zich uit met een vage glimlach om zijn lippen, alsof hij zich die gouden jaren weer voor de geest haalde.
"Mijn zoon assisteerde me in de zaak en ik leerde hem de kneepjes van het vak. Mijn dochter leidde intussen een onbezorgd leventje en werd door iedereen geliefd. Maar niemand hield zoveel van haar als ik, zij was mijn oogappel, mijn lieveling. Hoe laat ik ook thuiskwam van werk, altijd liep ik even langs haar slaapkamer om haar een nachtkus te geven."
We hadden intussen allebei onze koffie op en, zonder mijn tafelgenoot te interrumperen, gebaarde ik naar het meisje dat achter de bar stond om nog eens hetzelfde te serveren.
"In die tijd stapte ik, ambitieus als ik was, ook in de houthandel en pendelde regelmatig tussen Lima en het regenwoud. Het was lucratieve business, ziet u."
Ik mompelde instemmend.
"Op een van mijn trips naar de jungle kocht ik een blauwe guacamayo van een oude Cocama-indiaan, die me verzekerde dat de vogel eigenlijk de ziel was van een overleden persoon. Volgens zijn stam waren de oermoeders van de huidige mens twee guacamayo's met vrouwenhaar en menselijke gezichten die met mannen copuleerden. Ik vond het gewoon een bijzondere vogel en besloot hem voor mijn dochter te kopen."
Hij onderbrak zijn verhaal toen de serveerster een koffie en een cappuccino voor ons op het tafeltje neerzette. Met een knikje bedankte ik haar, waarna mijn tafelgenoot zijn relaas vervolgde.
"Het was een grote vogel, bijna één meter lang, met veren van een intens blauwe kleur, zoals het blauw van hyacinthen. Het beest had een zachtaardig karakter en mijn dochter was er weg van. Zijn kooi stond in haar kamer naast haar bed en de hele dag praatte ze tegen de guacamayo en zong liedjes voor hem. De bediendes probeerden het beest schuine woorden en vieze liedjes te leren, maar hij luisterde enkel naar mijn dochter en imiteerde haar stemgeluid perfect; de manier waarop ze zong of goedenmorgen zei, zelfs de manier waarop ze lachte, een soort kakelen, wist hij perfect na te doen. Vaak vergisten de dienstmeisjes zich, denkend dat ze mijn dochter in huis hadden gehoord, om daarna vergeefs naar haar te zoeken en uiteindelijk te concluderen dat de guacamayo hen voor de gek had gehouden."
De man glimlachte stilletjes en pauzeerde een moment. Ik had me intussen half naar hem toegedraaid en luisterde ademloos, wachtend op de tragische ontknoping.
"Zoals ik al vertelde breidden mijn zaken zich uit, maar er zitten maar 24 uur in een dag en ik kon mijzelf niet opdelen. Behalve mijn zoon vertrouwde ik niemand mijn zaken toe, zodat ik gedwongen was steeds langere dagen te maken. Mijn vrouw vervreemde van me en lag de godganse dag verveeld aan het zwembad en flirte met de mannelijke bediendes. Maar mijn dochter bleef alle dagen trouw op mij wachten tot ik haar een nachtkus op haar voorhoofd had gegeven, alsof het een geheime bezwering was zonder welke ze niet kon slapen."
Hij nam een slokje koffie en hield het kopje enige seconden voor zich in het luchtledige, om het daarna bedachtzaam neer te zetten.
"Op een kwade morgen ging echter alles verkeerd. Er waren al dagenlang volop voortekenen, maar ik had ze genegeerd, arrogant als ik was in mijn waan dat ik alles naar mijn hand kon zetten. Bij de visafslag ging het personeel in staking. Ze eisten hogere lonen en betere werkomstandigheden. Trots als ik was en koppig vanwege mijn eigen afkomst, weigerde ik alle eisen en dreigde de stakers met ontslag. Vervolgens braken ook in andere filialen, die ik her en der had opgezet, stakingen uit, en als een bezetene reed ik alle bedrijven af om de werkweigeraars met ontslag te dreigen. Maar het was tevergeefs. Mijn imperium lag op zijn gat. Moegestreden kwam ik ver na middernacht thuis en dronk een paar whiskeys om tot bedaren te komen, waarna ik op de bank in slaap viel."
Peinzend keek hij voor zich uit terwijl ik voorzichtig een slokje van mijn tweede cappuccino nam.
"Toen ik de volgende ochtend wakker werd, hoorde ik boven de stem van mijn dochter die iedereen goedenmorgen wenste, en glimlachend kwam ik overeind. Mijn harde gemoed verzachtte en ik nam mij voor om aan de eisen van mijn werknemers tegemoet te komen. Opgewekt liep ik de trap op om mijn dochter tegemoet te lopen en was verbaasd haar nog in bed aan te treffen. De blauwe guacamayo riep me vrolijk 'goedenmorgen' toe vanuit zijn kooi naast haar bed."
Met ogen die nog wateriger leken dan ze al waren, staarde hij uit het raam van het etablissement naar buiten. Voor het eerst wist ik mij niet te beheersen en probeerde de man aan te sporen met een kort maar krachtig: "En?"
Hij keek mij verdwaasd aan, alsof ik hem uit een diepe droom had gewekt.
"En?" herhaalde hij. "En niets, ze was dood." Tranen sprongen in zijn ogen en met zijn vuisten probeerde hij de waterlanders tegen te houden.
"Ik liep naar haar bed toe en zag dat ze op haar buik lag, één arm slap buiten het ledikant hangend. Op de grond lag een leeg potje rattengif. Mijn dochter had de hele inhoud ingenomen. Volgens de lijkschouwer was ze als gevolg van inwendige bloedingen gestorven, een gruwelijke, pijnlijke dood. Waarom? Wat was er gebeurd dat ze zich van het leven had beroofd, mij berooid en ontgoocheld achterlatend? Dat was het enige waaraan ik kon denken. Zelfs nadat ze al bewierookt en begraven was, bleef deze ene vraag door mijn hoofd spoken: wat had mijn dochter tot zelfmoord aangezet?"
Hij keek mij met strakke blik aan. Van de eerdere emoties was plotseling niets meer te zien. Er sprak een vastberadenheid uit zijn ogen die ik daar niet had vermoed.
"Ik sloot mij op in mijn werkkamer met de kooi van de guacamayo, terwijl mijn bedrijf naar de gossiemijne ging. De stakingen duurden voort, vrachtwagens reden niet meer, leveranciers en afnemers haakten af en binnen de kortste keren ging mijn hele imperium op de fles. Schuldeisers stonden voor de deur en mijn vrouw nam de benen, maar ik deed voor niemand open en zat van zonsopgang tot zonsondergang in mijn werkkamer, luisterend naar de guacamayo die met de stem van mijn dochter tegen mij praatte. Het was alsof de ziel van mijn oogappeltje in die blauwe vogel was gevaren. Het gekwebbel van de guacamayo was het enige wat mijn dochter nog in leven hield, het enige wat mij met haar verbond."
Hij keek zorgelijk voor zich uit en vervolgde: "Na een paar dagen veranderde het standaardrepertoir van de gaucamayo echter. In plaats van zijn vrolijke 'goedenmorgen' en het kakelende lachje van mijn dochter, herhaalde hij keer op keer dezelfde zin: 'Waarom heb je me geen nachtkus gegeven? Waarom heb je me geen nachtkus gegeven?' Als een langspeelplaat die in dezelfde groef blijft steken, zo werden de woorden in mijn ziel gekrast, en ik besefte dat het mijn dochter's laatste woorden waren voor ze stierf. Langzaam groeide het besef dat ik zélf verantwoordelijk was voor de dood van mijn dochter, dat ik haar had vermoord. Ik die had verzuimd haar een nachtkus te geven, ík had haar vermoord!"
Geschokt keek ik mijn tafelgenoot aan, zoekend naar woorden van troost die er niet waren.
Na een lange stilte vervolgde hij zuchtend: "Er restten mij nog slechts twee opties; óf er zelf een einde aan maken, óf de stem van mijn geweten om zeep helpen. Ik koos voor het laatste en draaide op een mooie zomeravond de blauwe guacamayo de nek om, en legde daarmee de stem van mijn dochter voorgoed het zwijgen op."
Hij leegde met een ferme slok zijn kopje en stond gehaast op. Zich verontschuldigend na mijn vragende blik zei hij: "Tegenwoordig werk ik hier in het park als verkoper."
"Wat verkoopt u dan?" wilde ik weten, en vroeg me opnieuw af waar ik zijn gezicht eerder had gezien.
"Ik verkoop jeugdsentiment," antwoordde hij droog. "Het favoriete kostje van mijn dochter. Aangezien ik na het instorten van mijn imperium financieel aan de grond zat, en de wet mij verbiedt ooit nog een eigen zaak te beginnen, heb ik op een dag besloten mij te wijden aan de verkoop van de lekkernij, die ik vroeger op zondag altijd voor mijn dochter kocht. Zo houd ik de herinnering aan haar levend, en verdien tegelijk de kost. Beschouw het maar als een soort boetedoening."
Nadat ik de man had aangeboden voor de koffie te betalen, vroeg ik hem, voor hij het lokaal uit baande: "Wat was eigenlijk uw dochter's favoriete lekkernij?"
Hij keek me even doordringend aan, en zei toen met een vreemde toon in zijn stem: "Picarones op stroop." Met die woorden draaide hij zich om, en verdween buiten in de menigte.

De schemering was inmiddels ingevallen en weemoedig staarde ik naar het draaiende uithangbord waarvan het licht inmiddels was aangefloept. Nadat ik het laatste restje van mijn inmiddels koude cappuccino had opgeslurpt en aan de kassa de rekening had betaald, wandelde ik in gedachten verzonken richting het park. Opeens werd mijn oog getrokken door een dansend vlammetje in de avondlijke schemering, als een elfje of een vuurvliegje dat zich tussen de wandelaars voortbewoog. Ik versnelde mijn pas om het lichtschijnsel te volgen en toen ik eindelijk dichterbij was herkende ik hem, de oude straatventer in zijn witte kledij, zijn etenswaar in een klein karretje voor zich uit duwend, met zijn antieke olielamp die hij altijd bij zich droeg, terwijl zijn karakteristieke stem, vanachter uit de keel, door de zilte avondlucht sneed: "Picarones op stroop!"

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in literair magazine Lava Literair en genomineerd voor literaire prijs De Brandende Pen 2006

Foto: mens32

1 Comments:

Anonymous Anonymous said...

- You must accede above all you with a bit of added cash when you need it. Payday loans are nowadays widely approachable to help it does not assess any paper documents. [url=http://paydayloansdepr.co.uk]payday loans[/url] The repayment period is just within two to four credited into your bank account rendered within 24 hours. Existence may be KO of surprises but when an unexpected amount puts the cash you need in your custody. Lenders away OK loan for those with up an existence obtained within the 12 Working hours Sebring Everyman SOL Strut.

7:09 AM  

Post a Comment

<< Home