Tuesday, October 17, 2006

Appels van Granada

Wie Granada zegt, zegt Alhambra. Wie Alhambra zegt, ziet visioenen van paleizen met verkoelende fonteinen, ingenieuze architectuur en bloeiende sinnaasappelbloesems.
Toen Dolf en Tanja, na een uur zwerven door een labyrinth van steegjes en straatjes, eindelijk bij het Alhambra arriveerden, zagen ze een rij mensen voor de ingang staan die zich tientallen meters ver uitstrekte en waar evenveel beweging inzat als in de slangen die in het terrarium van Artis achter de ramen liggen. Gedwee sloten de twee aan in de polonaise van verhitte toeristen. Wie een wereldwonder wil aanschouwen, moet zijn geduld oefenen.
Na twee lange uren wachten, waarin de rij niet korter werd, maar Dolf en Tanja wel opschoven van de staart van de menselijke slang naar de kop, bereikten ze eindelijk de kassa's.
"Dos billetes, por favor", mompelde Dolf. Een stewardess-achtig type keek hem vriendelijk aan vanachter het loketraam.
"Two tickets? That's 2000 pesetas please."
Met twee kaartjes naar het paradijs in de hand geklemd, liepen ze de Generalife, het omliggende park, binnen. Overal waar je keek stonden bomen en struiken in bloei. Een ingenieus stelsel van gootjes transporteerde het water naar alle uithoeken van de lusttuin. De Arabieren hadden het dorre Spaanse land met hun irrigatietechnieken omgetoverd tot een groene oase. De sinnaasappel-, citrus- en olijfbomen vormden de tastbare herinneringen aan hun verblijf van zes eeuwen op het Iberische schiereiland.
Rondom de Generalife waren zware vestingsmuren gebouwd door de Moren. Het had de oprukkende christenen niet tegen kunnen houden. Het Alhambra was aan het einde van de 15e eeuw het laatste bolwerk wat de Arabieren nog in bezit hadden. De rest van Andalusië was toen al gekerstend. 'Christen worden of je kop eraf', was het simpele, maar effectieve credo. Hier, in Granada, hielden de islamieten stand.

Dolf en Tanja struinden door de tuinen vol bloeiende klimops, palmbomen en sinnaasappelbloesems. De witte bloemetjes vulden de warme voorjaarslucht met een zware, zoete geur. Hoeveel kunstenaars hadden zich niet laten inspireren door dit lustoord? Irvin Washington, Escher, onbekende dichters. Het Alhambra had een onuitwisbare indruk op hen achtergelaten.
"Laten we de paleizen gaan bekijken", opperde Dolf. "Dat moet het spectaculairste gedeelte zijn." Tanja knikte instemmend.
Via een plein met diverse trappen en terrassen kwamen ze bij de ingang van de palacios. Twee geuniformeerde controleurs met strenge zonnebrillen hielden hen tegen.
"Tickets." Dolf reikte de kaartjes aan. De controleur bekeek beide kaartjes zorgvuldig en zei toen: "You must come back later. Four o'clock."
Dolf en Tanja bestudeerden de kaartjes. Een apart strookje gaf aan dat ze de paleistuinen pas om vier uur konden bezoeken. Het Alhambra krijgt jaarlijks zeven miljoen toeristen te verwerken, 20.000 bezoekers per dag. Die passen niet allemaal tegelijk in het paleis van de Groot Vizier van Granada.
Beteuterd keken Dolf en Tanja elkaar aan.
"Vier uur, dan zitten we alweer in trein naar Sevilla", zei Tanja bedrukt. Vervolgens keken ze weer naar de bebrilde controleurs, maar die gaven geen krimp. Hier viel niet over te onderhandelen. Geslagen dropen ze af.
Ze beklommen de grote vierkante toren, die aan de zuidelijke rand van de vestingsmuur stond. Via een smal trapgat kwamen ze uit op het terras van de donjon. De wind verscheen uit het niets en blies koele lucht in hun verhitte gezichten.
Dolf leunde over de rand van de toren en keek uit over het vlakke achterland van Granada. Zo moest de laatste Kalief hier ooit hebben gestaan, dacht hij. De gouden stad aan zijn voeten, de besneeuwde bergtoppen van de Sierra Nevada aan zijn linkerzijde, en de legers van koning Ferdinand van Castillië aan zijn poorten. De sprookjesachtige Mesquita van Cordoba, de moskee met zijn duizend zuilen, en het machtige Alcazar van Sevilla waren al in de handen van de christenhonden gevallen. De nederlaag was zeker. Alleen een eerloze aftocht kon de levens van zijn onderdanen sparen. De wetenschap dat hij nooit meer de zon zou zien ondergaan boven het geadopteerde vaderland, nooit meer voet zou zetten op de rode, uitgedroogde aarde die door zijn voorgangers vruchtbaar was gemaakt, knaagde aan zijn gemoed. Maar ooit, misschien pas over honderden jaren, ooit zouden de Moren terugkeren om hun geliefde paleis en stad weer in te nemen. 'Ojala, als Alah het wil'.


"Ik moét die paleizen zien", zei Tanja plotseling, Dolf uit zijn nostalgische trance schuddend. Ik ben niet dit hele eind voor niets gekomen. Ik moét ze zien."
Dolf dacht na. In zijn studentenjaren was hij controleur geweest bij de Keukenhof, een groot bloemenpark in zijn geboorteplaats. Geen controle zo streng, of er was wel een gaatje te vinden, wist hij uit ervaring. Zelf had hij zich ooit laten omkopen voor vier moorkoppen. Hij begreep dat dit plan hier echter niet zou slagen.
"Laten we de achteruitgang proberen", opperde hij. Via het smalle gat, tegen de stroom in, daalden ze de wenteltrap weer af, om buiten naar de achteruitgang van de paleistuinen op zoek te gaan. Al gauw kwamen ze er achter dat de uitgang eveneens werd bewaakt, zij het minder streng. Een draaihek dat slechts één kant uit kon, belemmerde daarbij de doorgang.
Dolf herinnerde hoe hij ooit, als jongetje van negen, bij de Keukenhof over een hek was geklommen om binnen te komen. Niet bij de ingang, niet bij de uitgang, maar ergens er tussenin.
"We moeten het in het midden proberen", zei Dolf triomfantelijk, "daar controleren ze nooit." Achter een eettentje ontwaarden ze een groot, zwart hek, waar geen mensen bij in de buurt waren en dat niet werd gecontroleerd. Dit was de zwakke plek in de bewaking die ze zochten. Tanja weifelde echter, bang om gepakt te worden. Nadat Dolf in vijf tellen over het hek was geklauterd, liet ze alle twijfel varen. Ze hadden tenslotte een kaartje, en ze vertikte het om Granada te verlaten zonder het Alhambra te zien.

Vijf seconden later stond ook Tanja met beide benen in de paleistuinen. Niemand was getuige geweest van hun bliksemactie. Hun harten bonsden sneller, van de inspanning, maar ook om het vooruitzicht van de paleizen. Wat Dolf betrof was de expeditie geslaagd. Ze hadden de opgeworpen obstakels omzeild, en het systeem verslagen. Hij trok in gedachte een lange neus naar de controleurs met hun junta-zonnebrillen.
Tanja was echter nog niet tevreden. "Hoe komen we nu in het paleis?"
Via een wirwar van fonteintjes, laantjes en plantsoenen kwamen ze bij de buitengebouwen van het paleis aan. Al gauw kwamen ze erachter dat ze tegen de stroom inliepen. Bij de uitgang van de paleisgebouwen zaten ook controleurs die indringers buiten moesten houden. Deze zagen er echter minder streng uit dan de controleurs bij de ingang.
Opnieuw putte Dolf uit zijn ervaring als Keukenhofcontroleur. Hij besloot dat hij de mannen op hun menselijkheid aan moest spreken. Argeloos liepen ze op de ingang af, waarop één van de controleurs -zoals verwacht- hen tegenhield met de woorden: "No es una entrada." Dolf keek de man ernstig aan en zei: "Estamos buscando un niño", met zijn hand aanduidend dat het om een klein jongetje ging.
"Vale", zei de man berustend en liet Dolf en Tanja -bezorgde ouders op zoek naar hun verloren kind- erdoor.

Even later openbaarde zich voor hun ogen de volle schoonheid van de islamitische bouwkunst. Met open mond liepen ze om de zoveelste fontein heen, tussen de schuifelende mensenmassa's door, tastend naar de volgende doorgang. Na diverse buitenverblijven te hebben doorlopen kwamen ze uiteindelijk, tegen de draad in, bij het binnenste van de paleizen, het heilige der heilige, de Plaza de Leyones. In het midden van het plein stond de bekende fontein met de acht leeuwen. Van gravures uit de vorige eeuw herinnerde Dolf zich dat de binnenplaats was overwoekerd met struiken en bomen. Nu lag er enkel keurig aangeharkt grind, als in een Japanse zentuin.
In de galerijen om het plein waren prachtige druipgrotachtige gewelven gecreëerd vol harmonieuze mozaïeken. Het binnenste van de lijmstenen koepels toonde verfijnde structuren, als door bijen gemaakte honingraten. Dolf stelde zich voor hoe de Kalief met zijn gevolg op grote kussens gezeten de dag hier doorbracht, in de schaduw van de galerijen, luisterend naar de monotone klanken van Arabische snaarinstrumenten.
Het contrast tussen die meditatieve atmosfeer van weleer, en de massa's toeristen die met handcams en fototoestellen zich een weg baanden onder de arcades door, kon niet groter zijn. En toch had de plek iets van haar sereniteit behouden. Het was alsof de westerse geest geen grip kon krijgen op deze oosterse schoonheid. De Arabische tekens, teksten uit de koran, langs de gevels, en de in elkaar overvloeiende geometrische figuren gaven het paleis de ongrijpbaarheid van een fata morgana in de woestijn. Een oase van rust waar tijd geen vat op leek te hebben.
Dolf bedacht dat in de islamitische traditie de tuin symbool stond voor het paradijs dat nog komen moet, terwijl het in de christelijke traditie symbool staat voor het paradijs dat is geweest. Misschien dat daarom die christelijke ridders zo hard vochten om de islamitische lustoorden te veroveren; paradise regained.

Na een uur ronddolen kwamen Dolf en Tanja, nu met de stroom mee, bij de uitgang terecht. In de anonimiteit van de massa viel het de controleurs niet op dat ze zonder niño naar buiten kwamen. Als in een droom dwaalden ze door de nauwe steegjes van Granada, die op en af tegen de bergwand slingerden waar de stad tegenaan schurkte. In de buurt van het station doken ze gauw nog een groentezaakje binnen om wat proviand voor de terugweg in te slaan. Terwijl Tanja aan de verkoopster enkele sinnaasappels en wat olijven aanwees, bekeek Dolf de vreemde soorten fruit die er uitgestald lagen. In één kistje lagen 'manzanas de Granada'.
"Hé", zei Dolf, "wist je dat granaatappels gewoon appels van Granada zijn?"

Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in de verhalenbundel 'Backpack' bij Uitgeverij 521.


Foto: Joaomaximo

2 Comments:

Anonymous Anonymous said...

Rustig genieten van de zon in het groen, weg van massa’s toeristen? Dat kan met ‘Eliza was here’.

Die onlinereisorganisatie is gespecialiseerd in betaalbare, kleinschalige accomodaties: authentieke landhuizen, boerderijen en finca’s.

„Waar iedereen rechts afslaat, gaat Eliza linksaf” is al enkele jaren een succesrijk motto in Nederland. ‘Eliza was here’ heeft nu ook een Belgische reissite en een kantoor in Antwerpen.

Bestemmingen: Algarve, Andalusië, Korfoe, Gran Canaria, Kefalonia, Kreta, Lefkas, Lesbos, Mallorca, Peloponnesus, Rhodos, Sardinië en Zakynthos. ‘Eliza was here’ regelt
voor u de vlucht, het verblijf en een huurwagen.

De organisatie is vernoemd naar de fictieve vakantieganger Eliza die alle accommodaties al bezocht heeft. Zij meldt persoonlijke ervaringen op de website. Ook de reacties van vakantiegangers vindt u er ongecensureerd.

Informatie
http://www.elizawashere.be

6:03 AM  
Anonymous Anonymous said...

Heb zojuist een weekendje Parijs gewonnen . Ik heb de tckets en de reservatie al binnen. Als je ook wil winnen gewoon aanmelden op hun nieuwsbrief.
[url=http://www.vakantiestart.info]
vakantiestart[/url]

11:07 AM  

Post a Comment

<< Home