Monday, June 26, 2006

Experimenten

Kinderen doen in wreedheid niet onder voor wetenschappers wat experimenten met dieren betreft. Maar waar de laatste groep onderzoekers hun wrede rattenproefjes vergoelijkt met de leugen der vooruitgang, worden kinderen vooral gedreven door een ontembare nieuwsgierigheid.

Dat een mier ook pijn kan lijden, dat komt niet in je op wanneer ze zich met half verschroeid achterlijf voortslepen over de straatstenen. Een simpel vergrootglas en de middagzon waren onze enige instrumenten.
Wat dat betreft ging de buurvrouw rigoreuzer te werk. Ze goot een halve fles spiritus leeg over het stoepje en stak er vervolgens de brand in.
'Zo, opgeruimd staat netjes', zei ze dan voldaan, terwijl ze de restjes verbrandde mier van de stoep af veegde.

Lieveheersbeestjes stopten we in jampotjes, om de stippen op hun rug te kunnen tellen en zo hun leeftijd te determineren. Ook rupsen moesten, met een paar heggeblaadjes, achter glas om de metamorfose tot vlinder te kunnen aanschouwen. Nodeloos te zeggen dat geen rups het ooit tot dit laatste stadium heeft geschopt. De volgende morgen lagen de groene, harige beestjes levenloos op de bodem van de jampot, de heggeblaadjes onaangetast.

Spinnen de poten uittrekken deden wij niet, dat was ons te min. Dat gestrompel van een geamputeerde spinnenkop, wat schoot je daar mee op? Wel probeerden we in de herfst de achtpotige beestjes met web en al te vangen in een tot lus gevouwen twijgje. Met onze buit - soms wel drie of vier exemplaren in één lus - plaagden we de meisjes op het schoolplein. Kruisspinnen maakten de meeste indruk op de andere sekse, ondervonden wij al gauw.

Regenwormen waren van een andere wereld. Om te beginnen zaten ze onder de grond. Door te tikken op de aarde kwamen ze naar boven, dat hadden we vogels met hun poten zien doen.
'Dan denken de wurmen dat het regent', zei een bioloog in de dop. De beestjes staken staken na verloop van tijd inderdaad hun kop - of was het nou hun staart? - boven de grond. Het experiment dat daarop volgde ligt nogal voor de hand. De regenworm werd met behulp van een zakmesje of schroevendraaier in twee stukken gesneden en ademloos keken we toe hoe de verschillende delen - kop noch staart - huns weegs gingen.

Op latere leeftijd werden de experimenten wreder. Zo hadden sommige jongens uit de buurt er plezier in om kikkers te pletten tussen twee stoeptegels, om vervolgens met opgewonden weerzin het resultaat te bewonderen.
Op afstand toekijkend zei een buurjongen, zijn standaard frase voor enge scenes op tv hanterend: 'Ah joh, 't is toch niet echt'.

Misschien is dat wat sommigen doet besluiten hun experimenten voort te zetten, om hun wreedheden uiteindelijk op hun medemens bot te vieren; het idee dat het toch niet echt is. Of, in het minst erge geval, worden ze wetenschapper.

Foto: Manuel van de Weijer

0 Comments:

Post a Comment

<< Home